Over Kees, liefde en een fiets
Kees belde. Hij zei: ‘Shell! Ik heb je nodig, jij bent een vrouw.’
Daar had hij verdomme gelijk in – een vrouw ben ik. En bovendien, ik had hem ook nodig. Er moest gedronken – en dat doe ik liever samen dan alleen. Zo kwamen de dingen mooi samen. ‘Beukenplein?’, opperde ik. Hij zou er met een minuut of tien zijn.
Kees is al jaren een goede vriend. En aan Kees is altijd alles knap: zijn huis, zijn haar, zijn fiets, zelfs zijn paraplu. ‘Waarom ga je niet gewoon met Kees?’, vragen mijn ouders en beste vriendin met enige regelmaat. Dat is me ook niet helemaal helder. En daar gaat het nu ook even niet om. In ieder geval is het een fijne vriend met wie ik altijd alles kan bespreken, want ook Kees zijn brein is knap.
Op het Beukenplein vond ik een voortreffelijk bankje in de zon bij een aangenaam Frans georiënteerd cafeetje met alles in huis wat een Frans etablissement betaamt: verzorgde cocktails in mooie glaasjes. Glanzende crudité’s op witte bordjes. En arrogante obers behept met een gezicht alsof ze ooit ernstig moesten poepen, de klok op dat moment twaalf uur sloeg, en die uitdrukking nooit meer is vergaan.
Daar kwam Kees aangefietst. Gezwind parkeerde hij zijn bicyclette tussen een kluitje andere fietsen en stormde op me af om zich gezellig naast me op het bankje te nestelen.
‘Ik heb een vrouw ontmoet Shell,’ zei hij. ‘Het voelt zo goed, Shell. Zo goed. Ik wil haar. Maar zij mij niet. Of wel? Ik weet het niet. Ze zegt: als vriend wil ik je. Of maar zien waar het toe leidt. Snap je? We hebben wel gezoend, dat was heerlijk. Maar daarna zei ze ineens dat het niet haar bedoeling was. Want er is ook een ander. Want er is ook een ander Shell.’
‘Hmm. Klinkt als gedoe.’
‘Ja, het is gedoe hè.’
‘Ja, en dat willen we niet meer toch?’
‘Nee. Ik merk wel dat ik me niet meer zo laat raken,’ zei Kees. ‘Ik moet gewoon niet meer op haar avances ingaan. Mijn kop erbij houden, dat lukt me tegenwoordig wel.’
Tevreden constateerden we hoe fijn het is dat we ons als wijze veertigers zijnde niet meer zo gek laten maken, dat we ons leven steeds meer onder controle hebben.
Kees gaf me een kus. ‘Lieverd, ik ga. Lekker rustig naar huis, een boek lezen.’
Maar toen gebeurde het volgende: Hij liep het plein op richting zijn fiets. Aangekomen bij het fietsenrek verstijfde zijn lichaam, maakte schokkerige bewegingen en hij slaakte kreten als: ‘Kut. Nee. Fuck!’, terwijl Kees z’n blik paniekerig alle kanten op schoot.
‘Wat is er? Is je fiets weg?’, vroeg ik.
Zijn handen klopten haastig over zijn zakken, graaiden in zijn tas.
‘En ook je sleutels?’, vroeg ik.
‘Ja, en mijn sleutels!’, huilde hij.
‘Heb je hem niet op slot gezet?’
‘Nee!’, gilde hij.
Pal voor onze neus was Kees zijn fiets gestolen terwijl wij opgingen in het gedoe dat liefde heet. ‘Een tag!’ riep hij ineens. ‘Ik heb een tag op mijn sleutels! Ik kan hier op mijn telefoon zien waar hij is. Pak je fiets Shell! We gaan erop af!’
Toen werd het leuk. Boeventocht. Ik pakte mijn fiets. Kees sprong achterop en samen gingen we in razend tempo.
‘Stop hier!’, Kees sprong van mijn bagagedrager af, ‘Hier ergens moet het zijn!’
Hij liep een speelveldje op, basketballende kinderen, hangjongeren vapend rondom een scooter, een groepje meisjes verzonken in iPhones onder een dwarrelende bloesem – iedereen was ineens verdacht.
En tussen al die verdachten liep Kees met een gebogen lijf tussen de basketballende kinderen door, zijn blik schietend van zijn telefoon naar de grond. Een fiets zag ik nergens. Ik dacht: ‘Wat is die man nou aan het doen?’ Tot hij dwars het plantsoen inliep: ‘Ik hoor iets!’, schreeuwde hij. ‘Kom, Shell!’
Samen graaiden we in het groen – en daar vonden we een bosje bliepende sleutels onder een struikje. Kennelijk was de dief niet geheel van empathie gespeend en had zijn sleutels in het plantsoen geworpen. Zo kon mijn knappe vriend in ieder geval zijn knappe huis in.
‘Wat ga je nou doen?’ vroeg ik een beetje moederlijk.
‘Naar huis lopen dan maar hè.’
Pauze.
‘Oh. Ze appt me nu. Of ik haar op kom zoeken in café De Blaffende Vis. Nou, dan ga ik toch nog even daarlangs.’
Ik keek hem na, zijn haartjes verstrooid van alle commotie en dacht: gelukkig maar, liefde zonder gedoe is mooi – maar een beetje gedoe houdt het leven ook wel spannend.
Nog even dit: het mooie aan tegenspoed is dat je er lering uit kunt trekken. Onze fouten zijn in wezen onze leermeesters. Zo wil ik mijn lezers dan ook graag nog wat meegeven: als je je fiets niet op slot zet, is de kans groter dat hij gestolen wordt.
📝 Ik, Shelley (Michèlle Schimscheimer), ben op zoek naar liefde en leven zonder gedoe, en schrijf daarover op Substack.
✉️ Wil je wekelijks meelezen? Schrijf je dan in.
❤️🔥 Extra lief: word betalend lid – vanaf vijf piek per maand.