Overpeinzing over Peet, een grensoverschrijdende tandarts en een spookboom.
#5 Flevoparkbad, Amsterdam Oost.
Peet is veel te lief. Na onze laatste date verschijnen er aan de lopende band berichten op mijn telefoon waarin hij me een fijne dag wenst, een goede nacht wenst, vraagt hoe mijn dag was, zegt hoe mooi mijn profielfoto is, en de kleur van mijn lipstick - waar ik allemaal niet, of veel te laat op reageer.
Na de emoji van een zonsondergang met de vraag: ‘Michèlle vertel eens, wanneer zag jij jouw mooiste zonsondergang?’, heb ik hem vriendelijk verzocht te stoppen met appen - liever sprak ik hem gewoon live op onze volgende date.
Mijn vriendin trekt haar wenkbrauwen op, nu ik dit met haar deel, en zegt: ‘Nou, heavy hoor Shell - maar goed dat je je grenzen zo durft aan te geven.’
Grenzen aangeven, dat heb ik nooit echt geleerd. Dat zou een mooi schoolvak zijn. Met een noodgang mogen ze dat aan het curriculum van de middelbare school toevoegen. In Scandinavië schijnt het te bestaan, daar heet het vak empathie. Je leren verplaatsen in een ander. Van jongs af aan. Daar zou ik nou voor pleiten.
Mijn nieuwe tandarts behandelde me als een stuk vee. Hij zat maar aan mijn kaak te sjorren zonder enige begeleidende tekst of uitleg.
Na minutenlang hardhandig getrek en geduw aan mijn mond vroeg ik: ‘Mag ik misschien vragen wat er aan de hand is?’
‘Ja’, zei hij vaagjes, ‘je gaat hier later veel last van krijgen’.
‘Waarvan?’, vroeg ik paniekerig.
Weer trok hij met een stevige hengst aan mijn mond.
‘Au’, riep ik uit.
‘Hmm.’ mompelde hij, m’n pijnkreet negerend, ‘Vergroeid. Je moet normaal praten.’
‘Ik praat normaal’, beet ik van me af.
‘Nee, dat doe je niet, dat zie ik nu al, en je tandvlees is een shit-show.’
‘Een … wat?’
‘Ja, wat wil je dan dat ik zeg?’, zei hij verbolgen, ‘ruimte voor verbetering? Meer stoken! Je mag gaan’, en hij beende de behandelkamer uit.
Wat lacherig en ontregeld verliet ik de praktijk. Maar hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik een hekel aan hem en zijn praktijk begon te krijgen. Je zit daar zo kwetsbaar met je mond open, dan mag het wel met wat meer beleid gaan. Nota bene was het mijn eerste bezoek.
Gisteren ben ik terug gegaan. Aan de balie stond een dame. Ik duwde mijn mondhoeken omhoog, en zei zo vriendelijk als mogelijk: ‘Ik weet niet of jullie dit willen weten, maar ik vond mijn eerste behandeling bij jullie laatst allerminst prettig.’
Ze luisterde geïnteresseerd, en gaf toe dit gedrag van de tandarts wel te herkennen.
‘Ja, dat is niet ok’, zei ze, ‘het is een bijzondere man.’
‘Ja, dat snap ik heus, ik ben ook niet helemaal standaard’, gaf ik mee.
De uitkomst was bon ton. In het vervolg zou ze mij bij een andere tandarts plaatsen. En mijn factuur hoefde ik niet te betalen. Feestelijk nietwaar? Wel waar. Nu kon ik lekker boodschappen doen zonder te tellen of ik het wel kon betalen: wél een pak CoolBest strawberry hill, wél een doosje frambozen. Én donkere chocolade.
Hoe dan ook. Al baantjes trekkend in het zwembad met mijn nieuwe billenmaat (een knotsgekke vriendin met VPRO-hoofd waarover later meer) overpeins ik waarom de overdaad aan aandacht van Peet me zo tegenstaat.
’Ja Shell’, zegt mijn vriendin, ‘als je hem leuk vond, had je, nou ja laat maar….’
Het meest irritante aan mijn nieuwe vriendin is dat ze haar zinnen niet afmaakt. Dat mag ze ook weten.
‘Ja. Nee. Nou moet je doorpraten! Hier moet je toch echt eens mee ophouden! Die halve zinnen!’
‘Ja, nou’, hervat ze zichzelf stamelend, ‘als je hem leuk vond, dan zou je hem niet vragen te stoppen met appen.’
Daar had ze een goed punt.
‘Kijk Shell. Een spookboom!’ Altijd snel afgeleid. Dat is ze ook. Ze wijst naar een witte boom tussen al het weelderige groen.
‘Wat is dat nou?’, vraag ik.
‘Een spookboom’, herhaalt ze, ‘daar is al het leven uit getrokken’.
‘Wat erg. Hoe kan dat?’
‘Volgens mij doen die processierupsen dat. Ze vreten alles kaal, zodat er niks meer kan groeien.
Ik dwaal weer af in gedachte en denk aan realityshow ‘B&B vol liefde’. Waar ik mij herinner hoe meerdere deelnemers telkens een bepaald zinnetje uitspraken in de camera, als er iets van hoop gloorde met een potentiële levenspartner: “Nou ja, ik voel nog geen vlinder, maar ik denk dat er wel een rupsje in mijn buik zit, die zou kunnen ontpoppen.”
Dat is misschien wel één van de goorste zinnen die ik ooit heb gehoord. Ik zag dan altijd de binnenkant van zo’n onsmakelijk lichaam voor me, met een wurm erin.
Nee. Dit moest ophouden. Ga weg met je rupsen.
Ik wil geen rupsen. Geen tijd voor rupsen. Geen geduld ook.
Ik wil vlinders. Een peloton soldaten marcherend door mijn borstkas. Dát werk.
Wandelend over het zwembadterrein pak ik mijn telefoon en besluit de pleister er met een flinke ruk af te trekken: ‘Dear Peet. It was really nice meeting you, I had a lovely time...’
En ik lieg een beetje, zoals je doet wanneer je iets met een mens afbreekt met het gebruikelijke zinnetje: ‘But I noticed I don’t have space for new people in my life at this point.’
In plaats van gewoon te zeggen: ‘Ik wil het contact verbreken. Want je bent een rups. En ik wil alleen maar vlinders.’
📝 Ik, Shelley (Michèlle Schimscheimer), schrijf een vrolijk feuilleton over het gedoe en gedonder dat leven en liefde is.
✉️ Wil je wekelijks meelezen? Schrijf je dan in, dat is gratis!
❤️🔥 Extra lief: word betalend lid – vanaf vijf piek per maand.
🙏 Of doneer eenmalig @ SupportShelley
Ja, je hebt gelijk, we willen vlinders, geen rupsen! Die spookbomen zijn een angstaanjagend gezicht. Waarschijnlijk het werk van de Vogelkersstippelmot die op het ogenblik huishoudt in Vogelkersen. De rupsen vreten de bladeren en spinnen zich daarna in. Een gezonde Vogelkers herstelt ervan door weer nieuwe bladeren te maken. Alleen de laatste zin is de moeite van het onthouden waard!